Tekst Heleen Grimmius
Foto Wim Roefs
Drie jaar stond ze aan het hoofd van de IND. Drie jaar, waarin hoofddirecteur Aly van Berckel het hoofd wist te bieden aan de uitvoering van het Kinderpardon, de Brexit, de afschaffing van de discretionaire bevoegdheid en tal van andere zaken. Nu neemt ze afscheid, middenin coronatijd, om haar carrière te vervolgen als gemeentesecretaris bij de gemeente Tilburg.
Met welk gevoel laat u de IND achter?
“Een heel dubbel gevoel. De IND doet belangrijk en complex werk, het is een grote maatschappelijk opgave waar de IND uitvoering aan geeft. Het was erg mooi om daar leiding aan te mogen geven. Tegelijkertijd ga ik in mijn nieuwe baan heel dicht bij de burger werken. Daar komt veel overheidsbeleid samen en dat spreekt me erg aan. Het zijn dus beide mooie functies, vandaar het dubbele gevoel.”
Toen u aantrad had u geen ervaring met de IND. Wat was het eerste dat u ontdekte?
“Ik kende de IND, net als de meeste mensen, vooral uit de media. En dan zijn het vaak de asielzaken die het nieuws halen. Maar we doen zoveel meer! We gaan ook over de toelating van kennismigranten, van studenten, van arbeidskrachten. Daarmee leveren we een belangrijke bijdrage aan de economische welvarendheid van Nederland. Dat beeld blijft nogal eens onderbelicht.”
Wat viel u nog meer op in het vreemdelingendomein?
“Ik keek ervan op hoeveel mogelijkheden er in de asielprocedure zijn om door te procederen of weer een nieuwe aanvraag in te dienen. Dat was ik niet gewend, ik kwam van de Douane: daar kon je tegen een beslissing in bezwaar en daarna in beroep, maar daar hield het wel mee op. Het lang of veelvuldig procederen in het vreemdelingendomein leidt in de praktijk vaak tot problemen. Daarnaast denk ik dat er nog wel wat valt te verbeteren en te vereenvoudigen aan onze procedures. Dat geldt zeker op Europees niveau, er is geen geharmoniseerd Europees beleid. Dat helpt niet mee, maar we hoeven niet alleen naar Europa te kijken: ook op nationaal niveau kan er nog verbeterd en vereenvoudigd worden.”
Hoe vond u het om zo dicht bij de politiek te opereren?
“Dat is altijd dynamisch. In zo’n functie zit de politiek je vaak dicht op de huid, terwijl de organisatie vraagt om tijd, ruimte en een stabiel budget om stappen voorwaarts te kunnen zetten. Voortdurende interventies dragen daar niet aan bij. Maar dat heb ik ook in eerdere banen gezien: de politiek is vaak gericht op de korte termijn, terwijl een uitvoeringsorganisatie het nodig heeft om juist die lange lijnen te kunnen lopen. Je werkt gestaag aan je opdracht, maar veel van dat werk is niet van vandaag op morgen gereed.”
Wat hebt u zien veranderen?
“Er was niet altijd de juiste aandacht voor het halen van termijnen. Vreemdelingen willen snel duidelijkheid over hun aanvraag en dat is heel terecht. Sommigen waren bang dat een snelle procedure zou leiden tot een aanzuigende werking, naar dat beeld is inmiddels gekanteld. Een snelle, zorgvuldige procedure is meer vanzelfsprekend geworden en ik ben blij dat dat onderwerp op de agenda is gekomen.”
Toch heeft de IND ook op dit moment te kampen met achterstanden…
“Dat klopt. We hebben een goede prestatie neergezet, maar het is helaas niet gelukt om de oude voorraad asielaanvragen voor het van eind 2020 te hebben behandeld. Alle inspanningen zijn er nu op gericht om die zaken medio dit jaar weggewerkt te hebben.”
Waar bent u trots op?
“We hebben mooie prestaties neergezet, zoals de Brexit die we heel snel geregeld hebben. Ook het Kinderpardon is goed en binnen de termijn uitgevoerd. Intern heb ik me hard gemaakt voor goed werkgeverschap. Bij de IND werkten heel veel collega’s vaak al lang in tijdelijke contracten, veel van hen hebben nu een vast contract gekregen. Ook hebben we veel geïnvesteerd in het opleiden van medewerkers, duurzame inzetbaarheid, inclusiviteit en hun gezondheid en vitaliteit. Tot slot ben ik er trots op dat we voor meerdere jaren een stabiele financiering hebben kunnen vastleggen. Alleen met een stabiele financiering kun je langetermijnplannen realiseren.”
In uw periode als hoofddirecteur werd de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris afgeschaft. De uiteindelijke beslissing in schrijnende zaken kwam daardoor bij u te liggen. Hoe vond u dat?
“Ik vond dat goed. Ik vind dat de beslissing over individuele zaken aan de IND is, niet aan de politiek. De politiek gaat over algemeen beleid, niet over individuele cases. Maar met een stringent beleid kom je soms schrijnende zaken tegen. Bij de IND hebben we geïnvesteerd in werken vanuit de bedoeling. Dat betekent dat je -juist in moeilijke situaties- je best moet doen om een goede oplossing te zoeken, ook als dat in het beleid lastig is. Toen ik me boog over de discretionaire zaken, werd ik er nog eens extra mee geconfronteerd hoe complex het werk van de IND is en met hoeveel morele dilemma’s onze medewerkers dagelijks te maken krijgen. Het is altijd goed om met elkaar in gesprek te blijven over de bedoeling van ons werk. Om te delen waar we tegenaan lopen, wat dat met ons doet en hoe we hiermee om moeten gaan.”
Op welk terrein had u meer willen bereiken, welke stappen moet de IND nog zetten?
“We moeten nog meer en beter de verbinding met de samenleving zoeken. Daar zijn al vorderingen in gemaakt, bijvoorbeeld door het instellen van een Maatschappelijke Adviesraad. Juist door die verbinding te zoeken, creëer je draagvlak en legitimatie van je werk. Dat zoeken van verbinding is echt nog niet klaar voor de IND.”
U neemt afscheid in deze coronatijd. Hoe is dat?
“Dat is natuurlijk heel jammer. Als er iets is wat we in deze periode missen, is dat het onderlinge contact en samenzijn. Dat merk ik zelf en hoor ik ook van heel veel collega’s. Tegelijk zie ik dat de coronacrisis kansen heeft geboden: we voeren nu gesprekken met asielzoekers via telehoren, reiken onze verblijfsdocumenten uit via een koerier en onze medewerkers van de afdeling Telefonie kunnen nu ook thuiswerken, waar ze eerst volledig op kantoor waren aangewezen. Dat zijn goede ontwikkelingen die door corona in een stroomversnelling zijn gekomen.”
Wat neemt u mee van uw IND-ervaringen in uw nieuwe baan?
“Ik ben onder de indruk van het werk in de vreemdelingenketen. Onderwerpen als terugkeer en opvang stonden ver van mij af, ik las er over in de krant, maar nu weet ik wat dit betekent in de praktijk. Ik vind het leuk dat ik daaraan heb mogen bijdragen. Bij de gemeente Tilburg komen sommige onderwerpen ook weer terug: er is een kleinschalige opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, er moeten statushouders worden gehuisvest en inclusiviteit is een belangrijk thema. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het herstellen van het vertrouwen van de burger in de overheid, we hebben aan de affaire met de kinderopvangtoeslag gezien hoe het verschrikkelijk mis kan gaan.”
Wat is daarvoor nodig, denkt u?
“We moeten met elkaar het gesprek voeren over de menselijke maat. Ik ben een groot voorstander van ruimte voor de uitvoering, maar voelen medewerkers die ruimte ook? Kunnen ze die pakken? Ik vind dat heel belangrijk. En als de regels de bedoeling van het werk in de weg zitten, moet je terug naar je opdrachtgever, naar het departement. Blijf met elkaar het gesprek voeren, dat is de opdracht aan ons allemaal. En het gebeurt gelukkig ook. De kracht om dit verder te brengen, zit in de mensen.”