Tekst Heleen Grimmius
Foto Archief DT&V
Tien jaar DT&V
Elke vreemdeling die naar ons land komt, doet dat met maar één doel voor ogen: een nieuw leven opbouwen in Nederland. Als dat niet lukt, is dat voor veel vreemdelingen een lastige boodschap. Sinds tien jaar helpt de DT&V vreemdelingen bij hun terugkeer naar hun land van herkomst. Regievoerder Jacob de Wit: “Met elk gesprek dat je voert, kom je dichter bij iemand te staan.”
Hij weet hoe hun kinderen heten, welke weg ze in Nederland hebben afgelegd en waarvan ze dromen als ze aan de toekomst denken: Jacob de Wit kent ‘zijn’ vreemdelingen van haver tot gort. Precies tien jaar geleden begon hij als regievoerder bij de net opgerichte DT&V. “Ik had acht jaar werkervaring bij de Vreemdelingenpolitie (VP) achter de rug toen ik bij de DT&V kwam”, vertelt hij. “Hoewel ik daar ook met vreemdelingen werkte, was het verschil met de DT&V groot. Bij de VP had ik vooral te maken met mensen die in bewaring werden geplaatst, vaak ging het dan om drugskoeriers. Maar nu had ik ineens gezinnen met kinderen tegenover me, dat was echt een heel ander verhaal.”
Goede gesprekken
Sinds het allereerste begin weten regievoerders dat een goed gesprek van onschatbare waarde is. “Als regievoeder ga je een serieuze werkrelatie aan met vreemdelingen”, legt De Wit uit. “Die gesprekken vinden plaats van mens tot mens; op een gelijkwaardig niveau. Hoewel er in de loop van de jaren bij de DT&V veel is veranderd in de ondersteuning en de mogelijkheden die we vreemdelingen te bieden hebben, blijft het belang van goede gesprekken onverminderd groot.” Door die gesprekken leren regievoerders veel over de persoonlijke situatie van vreemdelingen. De Wit herinnert zich een Nigeriaans gezin dat aangaf niet terug te willen naar Nigeria omdat ze daar niets meer hadden. “Wat zou je willen in Nigeria?”, vroeg hij de vader van het gezin. De Wit: “‘Een internetcafé beginnen’, was het antwoord. Toen ben ik de mogelijkheden gaan onderzoeken: ik ging op zoek naar goede tweedehandscomputers, regelde printers en zorgde ervoor dat de spullen verscheept konden worden. Zo konden we ervoor zorgen dat terugkeer in plaats van een einde, juist een nieuw begin werd.”
Rugzakje van de regievoerder
Deze vorm van maatwerk zit in het DNA van de DT&V, stelt Hans Faber; directeur Internationale Aangelegenheden bij de DT&V. “Het was pionieren”, blikt hij terug op de beginfase van de organisatie. “Eigen panden hadden we niet, dus huisden we in bij de IND, DJI en soms ook bij het COA. Ons hoofdkantoor was een soort kraakpand in Den Haag, met meubilair uit de jaren tachtig. Niet bepaald een droomlocatie, maar we hadden weinig tijd en we moesten wat.” Vóór de oprichting van de DT&V was terugkeer versplinterd over diverse organisaties. De IND, Koninklijke Marechaussee, Zeehavenpolitie, DJI en alle 25 politiekorpsen: allemaal voerden zij terugkeertaken uit. Faber: “Na een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer was duidelijk dat terugkeer een eigen prioriteit en focus moest krijgen. Dat kon het best bereikt worden door deze taak centraal onder te brengen bij één organisatie die zich daar volledig aan kon wijden: dat werd de DT&V.” Vanaf het begin zette de organisatie in op maatwerk. “Alleen door een open gesprek aan te gaan met een vreemdeling, kom je achter iemands motivatie of belemmeringen”, zegt Faber. “Dat hoorden we ook van onze regievoerders. Zij trokken al snel aan de bel dat ze niet met lege handen konden aankomen bij vreemdelingen, maar ook iets te bieden moesten hebben om terugkeer te laten werken. Dat kon een cursus zijn, of materialen waarmee iemand in het land van herkomst een bestaan op kon bouwen. Die mogelijkheden noemden we ‘het rugzakje van de regievoerder’. Dat we dat samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken konden realiseren, is echt door signalen van de werkvloer gekomen.”
Eigen identiteit
Dat beaamt ook Harriët Bakker, die kort na de oprichting van de DT&V aan de slag ging als managementondersteuner. “Terugkeer is een complex werkveld”, vertelt ze. “Mensen denken nog weleens dat je een vreemdeling zomaar even kan uitzetten, maar zo werkt het niet. In de loop van de jaren heb ik gezien hoe de DT&V een eigen identiteit heeft ontwikkeld waarin zorgvuldigheid, openheid en rekening houden met de situatie van de vreemdeling belangrijke waarden zijn. Ook in de samenwerking met andere organisaties zie ik dat er respect is voor ieders rol. Dat heeft echt moeten groeien, maar dat we daar gekomen zijn is mooi om te zien.”
Lokale samenwerking
Faber is trots op de weg die de DT&V de afgelopen tien jaar heeft afgelegd. Toch blijven er nog genoeg wensen voor de toekomst over. “De komende jaren willen we blijven investeren in onze maatschappelijk meerwaarde. Daarbij oriënteren we ons op lokale situaties, zoals we dat nu al doen in onze Lokale Terugkeer Overleggen (LTO’s). In elke stad waar veel vreemdelingen zitten, zoeken we de samenwerking op met gemeenten en andere partners om vraagstukken binnen die gemeente op te lossen. Daar willen we in de toekomst nog verder in investeren: terugkeer moet een zaak van ons allemaal worden.”