Tekst Heleen Grimmius
Foto Marjan Schel

Jarenlang kenmerkte zich het verkeer tussen Venezuela en Aruba en Curaçao door de handel in groente en fruit. Sinds de politieke instabiliteit in Venezuela, doet zich een heel ander fenomeen voor: op de eilanden komen nu Venezolanen om asiel aan te vragen. De Nederlandse IND helpt de eilanden bij het inrichten van een asielprocedure.

Aruba ligt op slechts 35 kilometer afstand van Venezuela, voor Curaçao bedraagt dat 50 kilometer. Met een lange historie van wederzijds verkeer voor werk en handel, is het voor veel Venezolanen een logische stap om juist op deze eilanden asiel aan te vragen. Maar voor beide eilanden geldt dat zij weinig  ervaring hebben op dit terrein. Begin dit jaar vroegen zij dan ook de Nederlandse overheid om hulp. Die kwam; in de Voorjaarsnota werd een bedrag gereserveerd  van 23,8 miljoen euro voor bijstand aan Aruba en Curaçao. In overleg met die eilanden  werd een plan van aanpak gemaakt waarbinnen de Nederlandse partners in de vreemdelingenketen hun zusterorganisaties op de eilanden hulp verlenen. Voor de IND betekent dit dat zij de collega’s op de eilanden opleiden.

Twee teams

Marjan Schel is senior medewerker bij de IND en net terug van Aruba, waar ze samen met een collega nieuwe medewerkers heeft opgeleid. “We hebben een training horen en beslissen gegeven”, vertelt ze. “In maart is op Aruba een team van tien medewerkers opgeleid, die begeleiden we ook nu nog. Maar er is inmiddels een tweede team operationeel, dat zich gaat bezighouden met de grensprocedure. We hebben op Aruba ook een train-de-trainer-cursus verzorgd, zodat ze ook na ons vertrek zelf nieuwe medewerkers kunnen opleiden.”

Vlieghoogte

Schel is positief over haar ervaringen: “We kunnen goed samenwerken met de mensen daar en we hebben korte lijntjes.  Wel is het een flinke klus: je merkt dat ze echt nog zoekende zijn, het hele werkveld is nieuw voor hen. Onze taak is om de nieuwe collega’s op vlieghoogte te brengen, dat betekent dat we in onze training helemaal terug naar de basis moeten. Zo vonden veel cursisten het horen van vreemdelingen lastig, dus hebben we daar goed op ingezet. Maar we hebben ook een dag besteed aan het behandelen van casuïstiek. En hoe doe je eigenlijk de introductie van een gehoor? Dat hebben we met elkaar geoefend.”

Onontgonnen gebied

Voor de komst van de Venezolanen hadden Aruba en Curaçao nauwelijks te maken met asielverzoeken. Schel: “Veel eilanders zien het werk dan ook als iets tijdelijks. Ze zijn heel enthousiast begonnen en willen graag leren, maar het is echt een onontgonnen gebied. Het behandelen van asielaanvragen en het werk maken van terugkeer heeft de hoogste prioriteit. De eilanden  krijgen  ook ondersteuning van de Dienst Terugkeer en Vertrek, de politie en de Koninklijke Marechaussee, zodat ook die onderdelen van de vreemdelingenketen aan bod komen. Maar voor de eilanden geldt dat de middelen beperkt zijn. Het aanbod op de arbeidsmarkt is met zo’n kleine bevolking heel anders dan hier en er zijn bijvoorbeeld ook veel minder tolken beschikbaar. De meeste mensen op Aruba en Curaçao spreken goed Spaans, waardoor de gehoren allemaal in het Spaans worden afgenomen. Maar de beslissing wordt in het Nederlands opgeschreven.”

International-proof

Tussen Aruba en Curaçao bestaan ook nog grote verschillen. “Aruba is lid van het Vluchtelingenverdrag”, legt Schel uit. “Maar Curaçao niet. Wel kunnen asielzoekers in Curaçao om bescherming vragen op grond van het Europees Verdrag van de Rechten van de mens (EVRM).  Wat er dringend moest gebeuren, is dat hun wet- en regelgeving international-proof gemaakt moest worden. Daar is door verschillende partijen hard aan gewerkt. Er komt veel op de eilanden af: er zijn 30 miljoen Venezolanen terwijl  Aruba ongeveer 100.000  inwoners telt en Curacao ongeveer 160.000. Een grote instroom betekent een hele grote belasting voor zowel de bevolking als de economie. Onze inzet is erop gericht de medewerkers daar zo snel mogelijk zelfstandig te maken. Dat is behoorlijk intensief, maar het geeft ook een heel voldaan gevoel. Het is nu aan hen om het geleerde in de praktijk te brengen.”

Gewend om te improviseren

Jacqueline Harewood is één van de nieuwe collega’s. Zij is beleidsmedewerker bij de  Arubaanse immigratiedienst en was samen met haar collega’s een week in Nederland om een kijkje in de keuken van de Nederlandse IND te krijgen. “De samenwerking met Nederland is heel goed”, vertelt ze. “We werken al jaren samen, maar dan vooral op reguliere zaken, dus geen asiel. In de afgelopen jaren hadden wij misschien tien asielaanvragen per jaar, maar dit jaar alleen al waren het er 1800. We hebben veel minder ervaring, maar pakken het serieus op. We zijn gewend om te improviseren. Ons team bestaat uit mensen met heel diverse achtergronden, dat beschouw ik als een kracht.”

Geen tijd voor fouten

Harewood is tevreden over de ondersteuning die de IND biedt. “Het is fijn dat we van jullie training en begeleiding krijgen”, vertelt ze. “Zo hoeven we het wiel niet uit te vinden en kunnen we leren van jullie fouten. Met de druk die er op ons afkomt, hebben we simpelweg geen tijd om eigen fouten te kunnen maken. Het is fijn dat dat kan. De sfeer is altijd in het teken van samenwerken; ‘nee’ is voor niemand een antwoord. We trekken voortdurend samen op.”