Tekst Karin Lassche
Foto Pixabay
Bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) is net als bij de IND een afdeling voor zogenaamde Dublinzaken. De medewerkers hebben veelvuldig contact om de overdracht van vreemdelingen aan een andere Dublin-lidstaat goed te laten verlopen. “We worden gedreven door hetzelfde doel.”
‘Dublin’ verwijst naar een Europese verordening waarin is bepaald dat de lidstaat waar een asielzoeker het eerst is geregistreerd of als eerste zijn asielverzoek heeft ingediend, verantwoordelijk is voor afhandeling van de asielaanvraag. Dit betekent dat asielzoekers die zijn doorgereisd naar een andere Dublinlidstaat, terug worden gestuurd naar dit eerste land. Behalve asielzoekers vallen ook vreemdelingen die een reguliere verblijfsvergunning hebben in een ander EU-land onder de verordening. Zij worden geacht terug te gaan naar het EU-land waar ze al verblijf hebben. Dit moet ‘asielshoppen’ en massale doorreis naar welvarende landen als Nederland, Duitsland en Zweden voorkomen.
Uiterste overdrachtsdatum
Ongeveer de helft van de dossiers die de IND overdraagt aan DT&V, bestaat uit ‘Dublin-zaken’. Deze vragen een ander werkproces dan ‘gewone’ vreemdelingen. Er hoeft geen reisdocument door de ambassade of het consulaat te worden afgegeven, want de vreemdeling reist niet naar het land van herkomst. Daarentegen is er wel een uiterste overdrachtsdatum (UOD). Een vreemdeling moet binnen een half jaar na het akkoord van de andere Dublin-lidstaat worden overgedragen. Wanneer dit niet lukt, is Nederland alsnog verantwoordelijk voor het behandelen van de asielaanvraag.
De eerste stap is dat de IND een verzoek schrijft aan de andere EU-lidstaat: de zogenaamde Dublinclaim. De overdrachtstermijn gaat lopen vanaf het moment dat deze akkoord gaat met de claim. De gemachtigde van de vreemdeling moet binnen twee weken een zienswijze indienen op het voornemen voor de overdracht. Daarna kan de IND de beschikking slaan. Hier gaat vaak nog geruime tijd overheen. Vervolgens kan het dossier worden overgedragen aan DT&V. Ondertussen kan de vreemdeling in beroep gaan. Wordt een voorlopige voorziening toegewezen, dan mag de vreemdeling dit beroep in Nederland afwachten. De UOD wordt dan stilgezet tot de uitspraak.
Medische zorg
Maaike Versteegen werkt bij de IND-unit Dublin in Zevenaar. Samen met de aanmeldcentra in Budel en Ter Apel houden zo’n 120 IND’ers zich geheel of gedeeltelijk bezig met Dublinwerkzaamheden. “Wij onderhouden namens Nederland het contact met andere lidstaten via het Europese mailsysteem Dublinet. Wij horen van DT&V wanneer de vreemdeling reist en kondigen zijn komst aan bij de lidstaat. Andersom krijgen wij van andere lidstaten door wanneer de overdracht is gepland van asielzoekers voor wie Nederland verantwoordelijk is.”
Zelf is ze vooral bezig met complexe overdrachten van vreemdelingen die medische zorg behoeven of psychische problemen hebben. “De DT&V levert alle informatie aan. Die geef ik door aan het andere EU-land, zodat bekend is welke medische problemen zich tijdens en meteen na overdracht voor kunnen doen.” Zorgvuldigheid is daarbij het sleutelwoord. “We nemen medische klachten zeer serieus.”
Medisch dossier
Voor haar werk heeft Versteegen veel te maken met DT&V’er Lars de Jong van de veertienkoppige eenheid Dublin in Den Bosch. De Jong is een van de medewerkers die zich bezighoudt met complexe Dublinzaken. Via de regievoerder van DT&V krijgt hij zoveel mogelijk informatie over de vreemdeling die van belang is voor de overdracht. “De regievoerder voert de vertrekgesprekken met de vreemdeling en is verantwoordelijk voor de strategie. Ik regel bijvoorbeeld dat de vreemdeling op reis begeleid wordt door een verpleegkundige, of dat psychische patiënten na aankomst in het andere land worden opgevangen in een psychiatrische kliniek.” Als het nodig is, kan hij een beroep doen op de IND-liaisons in het buitenland om ter plekke iets geregeld te krijgen.
Ook moet de vreemdeling instemmen met het opvragen en delen van zijn medisch dossier, waaruit de benodigde behandeling en medicatie blijkt. Daarvoor heeft hij veelvuldig overleg met Versteegen. “Als vreemdelingen niet instemmen, geven we wel door wat bij ons bekend is. We bespreken dan samen wat we doorgeven aan de lidstaat.”
Vertrokken
In de praktijk blijkt het merendeel van de ‘zelfstandig vertrekkende vreemdelingen’ net voor de overdracht met de noorderzon vertrokken. De Jong verwondert zich erover: “We hebben zelfs meegemaakt dat een nierpatiënt die aangewezen is op dialyse, van de een op de andere dag was verdwenen.” Is dat niet frustrerend? De Jong legt uit dat Dublinclaimanten niet in bewaring mogen worden gezet als ze zeggen mee te werken aan de overdracht. “Wel is er grond voor inbewaringstelling als iemand dan later weer opduikt. Overdracht is dan vaak alsnog mogelijk, want als een vreemdeling ‘met onbekende bestemming’ vertrekt, wordt de overdrachtstermijn verlengd tot 18 maanden. Versteegen: “Het is heel jammer als een overdracht uiteindelijk niet lukt terwijl we er ons uiterste best voor hebben gedaan samen. Daar staat tegenover dat we ook regelmatig minderjarigen herenigen met familie in een ander EU-land. Dat geeft dan een goed gevoel.”