Tekst Karin Lassche
Foto Hollandse Hoogte
Bijna de helft van het aantal geplande uitzettingen per vliegtuig gaat uiteindelijk niet door. Het NOS Journaal vroeg cijfers op en besteedde hier deze zomer aandacht aan. Toch wil dit niet zeggen dat het terugkeerbeleid niet werkt. Uit recent onderzoek blijkt zelfs dat Nederland van 12 Europese landen het hoogste percentage aantoonbare terugkeer heeft. Hoe zit dat precies?
Elke maand worden de cijfers omtrent Ketenbreed vertrek gepubliceerd als open data. Zo vertrokken in 2019 tot en met juli ongeveer 14.870 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven. Dit betrof in 45% van de gevallen (6.710) aantoonbaar vertrek uit Nederland. Van de rest is niet bekend waar zij zijn en of zij het land wel of niet hebben verlaten. Per nationaliteit kan het percentage aantoonbaar vertrek overigens flink verschillen. Bij vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS) is het aantoonbaar vertrek sowieso een stuk hoger: 81%. Dit blijkt uit de maandelijks gepubliceerde Kerncijfers Asiel en Migratie.
Vergelijkend onderzoek
Om een indruk te krijgen van de werking van het Nederlandse terugkeerbeleid, heeft de Onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht, beter bekend als de commissie Van Zwol, onderzoek uit laten voeren door de Universiteit van Maastricht en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hierbij is onder andere gekeken naar de Nederlandse terugkeercijfers in vergelijking met die in elf andere Europese landen. De cijfers uit de periode 2013 tot 2017 laten zien dat over de hele linie het merendeel van de uitgeprocedeerden niet terugkeert naar het land van herkomst. Het gaat dan om uitgeprocedeerde asielzoekers uit Afghanistan, Eritrea, Iran, Irak, Somalië en Syrië. Wat opvalt is dat de terugkeercijfers sterk variëren per nationaliteit. Zo keren er relatief meer vreemdelingen terug naar Irak en Iran dan naar Eritrea en Somalië. Bij Afghanistan en Syrië lopen de cijfers sterk uiteen.
Nederland op één
In de eerste versie van het rapport stond dat het percentage aantoonbaar vertrek tussen de 1 en 25 procent lag, waarbij Noorwegen het hoogst zou scoren. Dit bleek de uitkomst van een verkeerde berekening. In de gecorrigeerde versie zijn de terugkeercijfers een stuk hoger: naar schatting tussen de 4 procent in Spanje tot 44 procent in Nederland. Nederland blijkt het zelfs het best te doen wat betreft het percentage aantoonbare terugkeer. Zowel het aandeel zelfstandige terugkeer als gedwongen terugkeer naar het land van herkomst is hier relatief hoog, vergeleken met de andere landen. Nederland kenmerkt zich daarbij net als Noorwegen en Denemarken door een beleid dat terugkeer hoge prioriteit toekent en weinig ruimte biedt voor illegaal verblijf, in tegenstelling tot landen als België, Italië en Spanje.
Schattingen
De onderzoekers benadrukken overigens dat het met de beschikbare cijfers niet mogelijk is om het percentage aantoonbare terugkeer precies te berekenen. Al is het maar omdat de vreemdelingen die aantoonbaar zijn vertrokken in een bepaalde periode, niet dezelfden hoeven te zijn als degenen wier verblijfaanvraag is afgewezen. Ook is niet bekend hoe duurzaam het vertrek is, en of migranten opnieuw naar Europa komen. Al doen de getallen achter de komma precisie vermoeden, het blijven dus schattingen.
Aantoonbaar vertrek in Europa voor zes nationaliteiten (2013-2107), in % van het totaal aan vreemdelingen van wie de verblijfsaanvraag is afgewezen.
Nederland | 44% |
Noorwegen | 40,3% |
Verenigd Koninkrijk | 37,5% |
Frankrijk | 35% |
Zweden | 15,4% |
Oostenrijk | 12,9% |
België | 12,4% |
Finland | 12,3% |
Duitsland | 7,9% |
Italië | 4,9% |
Denemarken | 4,7% |
Spanje | 4,3% |
Bron: Dealing with (non-)deportability: A comparative policy analysis of the post-entry migration enforcement regimes of Western European countries. Dr. Marieke van Hout en prof. Dr. Arjen Leerkes.