Tekst Ruben van Vliet
Foto Kick Smeets

De coronacrisis had en heeft veel invloed op de Dublin-afdeling van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Peter Fredriksz, manager van de afdeling, vertelt hierover. “Het lastige is dat iedere Europese lidstaat zijn eigen aanvullende voorwaarden heeft gesteld voor een overdracht.”

De afdeling Dublin, die uit twaalf medewerkers bestaat, houdt zich bezig met de asielzoekers die onder de Dublinverordening vallen. Deze regeling uit 2003 stelt dat het land waar een vreemdeling binnenkomt en zich registreert, verantwoordelijk is voor diens asielaanvraag. Dat betekent dat iemand die in Italië asiel aanvraagt, en vervolgens naar Nederland reist, door de DT&V zal worden teruggestuurd naar het Zuid-Europese land. Momenteel bestaat tussen de 15 en 20 procent van de caseload van de DT&V uit deze Dublinclaimanten.

Dublin laissez-passer

“Zodra een asielzoeker het land binnenkomt, wordt hij of zij verwezen naar Ter Apel,” vertelt Dublinmanager Peter Fredriksz. “Als vervolgens daar uit de systemen blijkt dat de vreemdeling in een ander Europees land asiel heeft aangevraagd, wordt hij of zij uit het ‘reguliere’ systeem gehaald en als Dublinclaimant bestempeld. Na afwijzing van de asielaanvraag, en het daarop volgende beroep, wordt de vreemdeling verwijderbaar.”

Het land waar de asielzoeker in eerste instantie een aanvraag heeft gedaan, bepaalt de Uiterste Overdrachtsdatum (UOD) van de Dublinclaimant. Voor deze datum moet de overdracht plaatsvinden. Voor deze overdracht zijn geen reisdocumenten nodig. Dat maakt de kans dat het vertrek wordt gerealiseerd een stuk groter, legt Peter uit. “De Dublinclaim zelf en een Dublin laissez-passer, om ervoor te zorgen dat de vreemdeling langs de immigratiedienst komt, zijn genoeg.”

Coronatest

De coronacrisis heeft de situatie voor Dublinoverdrachten gecompliceerd. In het voorjaar van 2020 konden er weinig tot geen personen worden overgedragen. Vanaf 1 juli, toen de eerste golf grotendeels achter de rug was, werden er weer Dublinoverdrachten uitgevoerd. De overdrachten over land, naar bijvoorbeeld Duitsland en België, kenden nagenoeg geen problemen. Maar door de lucht was een ander verhaal. In het voorjaar van 2020 werd er nauwelijks gevlogen in Europa. In de maanden erna nam het vliegverkeer langzaam weer toe. Nu er wel weer vluchten mogelijk zijn, gaat er meer tijd zitten in een Dublin-dossier, vertelt Peter.

“Elk Europees land heeft zijn eigen voorwaarden voor het accepteren van een Dublinclaimant in deze tijd. Het ene land wil dat je een negatieve coronatest van de vreemdeling overlegt, het andere wil er ook een ingevulde vragenlijst bij. Dat is logisch, maar het maakt ons werk ingewikkelder. Gelukkig is ongeveer negentig procent van de Dublinoverdrachten uiteindelijk zonder problemen verlopen.”

Beeldbellen

Ook in de aanloop naar een daadwerkelijk vertrek is er het nodige veranderd, volgens Peter. “Spreekkamers die we gebruiken om te praten met een vreemdeling zijn sinds augustus coronaproof. Maar dan nog worden niet alle gesprekken fysiek gevoerd. Door op afstand te bellen met een vreemdeling, beperken we het aantal reisbewegingen, zoals het kabinet dat voorschrijft. Een nadeel vind ik zelf dat je dan minder op nonverbale communicatie kan letten. En het is lastiger om richting te geven aan het gesprek.”

Vitaal belang

Ook voor de vergaderingen met DT&V-collega’s en ketenpartners wordt vaak met beeld gebeld. Een onderwerp van overleg is bijvoorbeeld de informatie die wordt meegezonden aan de ontvangende lidstaat. “Als een vreemdeling weigert om medische stukken of een toestemmingsverklaring te leveren, kan de regievoerder er bijvoorbeeld voor kiezen om toch informatie aan te leveren bij de andere lidstaat, omdat die van vitaal belang is. Het verzenden van deze informatie staat op gespannen voet met de privacybescherming van de vreemdeling. Het moet dus om informatie gaan waarbij we van mening zijn dat het ontbreken ervan risico’s oplevert voor de gezondheid van de vreemdeling”, legt Peter uit. “Maar wat de één van vitaal belang vindt, kan de ander niet relevant genoeg vinden. Dat maakt het lastig, en zorgt nog wel eens voor goede discussies.”

Bijzondere club mensen

Wat hebben Peter en zijn team geleerd van deze coronacrisis? “De volgende keer moeten we misschien proberen praktischer te denken. In het voorjaar dachten we nog dat het weer snel over zou waaien. Achteraf was dat enigszins naïef. Als deze coronacrisis voorbij is, gaan we zeker evalueren. Wat ging er goed, en waar kan het beter? Maar ik vind dat mijn team heel goed is omgegaan met alle beperkingen en al het extra werk dat dat met zich mee heeft gebracht. Het is een bijzondere club mensen, waar ik als leidinggevende weinig sturing aan hoef te geven. Het zijn stuk voor stuk zeer bevlogen mensen. Professionaliteit en eigenaarschap staan hoog in het vaandel. Dat is fijn werken.”