Tekst Heleen Grimmius
Foto Inge van Mill
Het is de nachtmerrie van elk slachtoffer: in je nieuwe land oog in oog staan met degene die je gemarteld heeft in je land van herkomst. Om te voorkomen dat oorlogsmisdadigers een veilige haven in Europa vinden, wordt een nieuw netwerk van Europese migratiespecialisten opgericht. Initiatiefnemer Peter ten Hove: ‘Asiel is er voor slachtoffers, niet voor daders.’
Het onderwerp ligt hem na aan het hart: al in de jaren negentig werkte hij bij de IND, in een toen nog klein projectteam, aan de bestrijding van oorlogsmisdadigers. Hij ontwikkelde en coördineerde vanaf 2010 de module over oorlogsmisdaden voor het European Asylum Support Office (EASO) en in 2013 werd Peter ten Hove projectleider van het IND-team dat anticipeerde op de mogelijke komst van oorlogsmisdadigers als gevolg van de Arabische Lente. ‘Nederland loopt voorop in de aanpak van oorlogsmisdadigers in toelatingsprocedures’, vertelt Ten Hove ‘maar Europa heeft één buitengrens. Als Europese landen hun kennis en expertise delen in een netwerk, kunnen we onze krachten bundelen.’
Pilaren
Ten Hove besprak het idee met zijn Europese collega’s op een moment dat het bijzonder urgent was. ‘Drie dagen na de aanslagen in Parijs kwamen we in Genève bij elkaar’, blikt hij terug. ‘Er waren migratiespecialisten uit Canada, de Verenigde Staten, Nieuw Zeeland en diverse Europese landen aanwezig. Hoe konden we voorkomen dat oorlogsmisdadigers naar Europa zouden komen? En als ze zouden komen, hoe konden wij ons daarop voorbereiden? De Europese aanpak van oorlogsmisdadigers bestond altijd uit twee pilaren: de vervolging van daders door het EU Genocide Netwerk aan de ene kant en strafrechtelijk onderzoek naar daders door Europol aan de andere kant. Wat ons betrof kwam daar een derde pilaar bij: migratie. Immigratiediensten spelen immers een belangrijke rol; zij kunnen voorkomen dat daders worden toegelaten en kunnen bovendien hun aanwezigheid signaleren. Daarnaast spreken immigratiediensten ook met getuigen en slachtoffers van oorlogsmisdaden, wat veel waardevolle informatie oplevert. Dat plan werd omarmd door de directie Asiel en Bescherming van de IND en door goed samen te werken met andere afdelingen binnen de organisatie, konden we hier uitvoering aan geven. Daar ben ik heel trots op.’
Praktische samenwerking
De eerste stappen op weg naar een Europees netwerk zijn inmiddels gezet. Op 13 en 14 juni vond in Den Haag een conferentie plaats waar migratiespecialisten uit Finland, Noorwegen, Zweden, Groot-Brittannië, België, Frankrijk en initiatiefland Nederland aanwezig waren. Ook de UNHCR, EASO, het Intergovernmental Consultations on Migration, Asylum and Refugees (IGC) en het EU Genocide Network waren vertegenwoordigd. Ten Hove: ‘We hebben met elkaar gekeken naar wat nodig is voor een goede Europese aanpak. Zo hebben we stilgestaan bij de strategische en operationele doelstellingen en hebben we het ook gehad over praktische samenwerking: als Groot-Brittanië bijvoorbeeld een goed rapport heeft geschreven over de stand van zaken in Syrië, waarom zouden wij dan nog een eigen rapport maken over hetzelfde onderwerp? Het is veel efficiënter om die informatie uit te wisselen.’
Juiste vragen op het juiste moment
In de toekomst zal EASO het netwerk onder zijn hoede nemen. ‘EASO biedt al een module aan voor medewerkers van immigratiediensten waarin zij leren om signalen van betrokkenheid bij oorlogsmisdaden te herkennen’, vertelt Ten Hove. ‘Je hebt gespecialiseerde units nodig die bekend zijn met het internationaal humanitair recht en dit kunnen toepassen. Daarnaast moet een hoormedewerker tijdens een gehoor de juiste vragen stellen op het juiste moment. Specialistische teams kunnen hen daarin opleiden, begeleiden en handreikingen geven. Daarbij moet je omzichtig te werk gaan, want niet elke misdadiger zal spontaan vertellen wat hij op zijn kerfstok heeft.’