Tekst Cilya van der Kooij
Foto Hof van Justitie van de Europese Unie

Ze mochten hier tijdelijk wonen en werken omdat ze vanwege de oorlog in Oekraïne zijn gevlucht, ze moesten begin april uit Nederland vertrekken, mochten van een aantal rechtbanken toch weer blijven en moeten nu wachten op een oordeel van het Europees Hof van Justitie. De derdelanders, op dit moment een groep van ongeveer tweeduizend mensen die studeerden of werkten in Oekraïne zonder dat zij de Oekraïense nationaliteit hadden, wachten al maanden op meer zekerheid.

Deze niet-Oekraïners met een tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunning mochten hier blijven onder de Europese richtlijn tijdelijke bescherming (RTB). Dit betekent dat de zogenoemde derdelanders hier onderdak kregen en konden werken. In juli 2022 besliste staatssecretaris Eric van der Burg dat ze, mede vanwege het aantal Oekraïense burgers dat naar Nederland kwam voor tijdelijke bescherming en de druk op de gemeentelijke opvang, terug moesten naar hun geboorteland. Maar door juridische procedures, uiteenlopende uitspraken van rechtbanken, uitspraken van de Raad van State (de Afdeling bestuursrechtspraak, hierna ook de Afdeling genoemd) en vragen aan het Europese Hof van Justitie is de status van derdelanders tot twee keer toe ‘bevroren’ en zijn de meesten nog steeds in Nederland. Ilse Klep en Robert Visser van de afdeling Juridische Zaken van de IND kijken terug op de afgelopen periode en lichten toe hoe het verder gaat.

Waarom zijn de derdelanders toentertijd niet in maart 2023 en ook niet in september 2023 vertrokken?

De staatssecretaris nam in juli 2022 al het besluit dat de RTB voor deze groep in maart 2023 zou stoppen. Maar hij stelde dit later uit tot september 2023 omdat het COA geen plek had voor derdelanders die ook een asielaanvraag hadden ingediend om aanspraak te kunnen maken op de rechten van de RTB. ’Een groot aantal derdelanders besloot het beëindigingsbesluit bij de rechter aan te vechten,’ zegt Ilse. ‘Maar de uitspraken waren tegenstrijdig aan elkaar. Terwijl de ene rechtbank het helemaal prima vond, vond de ander dat niet. We probeerden die zaken vanwege de verschillende uitspraken zo snel mogelijk bij de Afdeling te krijgen, maar dat lukte niet zo snel als gehoopt. Toen wezen alle rechtbanken voorlopige voorzieningen toe, wat betekende dat de derdelanders hier alsnog mochten blijven. Er zijn toen wel 2900 besluiten genomen. Het gevolg: het hele systeem van de rechtspraak liep vast vanwege de grote aantallen. De staatssecretaris heeft toen besloten tot een bevriezing, want dit was niet langer uitvoerbaar voor onder andere de gemeenten, IND en rechtspraak’.

Wat gebeurde er na de bevriezing?

Vanwege de verschillende uitspraken van de rechtbanken boog de Raad van State zich over de situatie van de derdelanders. De Afdeling bepaalde uiteindelijk in januari 2024 dat ze na 4 maart alsnog het land moesten verlaten. ’Toen dachten we: nu is er duidelijkheid’, aldus Robert Visser, senior adviseur van Juridische Zaken. ‘De Afdeling is de hoogste rechter, dus de verwachting was dat de rechtbanken deze uitspraak zouden volgen. Maar omdat het ging om uitleg van unierecht (dat is recht dat door de Europese Unie opgelegd wordt aan de lidstaten – red.), zagen rechtbanken aanleidingen om toch een afwijkend oordeel te geven. Dat gebeurt wel vaker maar nu namen de rechtbanken meer ruimte dan we verwachtten. Eén van de rechtbanken die eerder nog had geoordeeld dat de IND de tijdelijke bescherming kon beëindigen per 4 september 2023, oordeelde na deze uitspraak van de Afdeling plotseling dat deze groep toch tot en met 4 maart 2025 in aanmerking bleef komen voor tijdelijke bescherming. Dit hadden we helemaal niet zien aankomen. Dat maakt dit uniek.’

Waarom hielden de rechtbanken zich niet aan de uitspraak van de Raad van State?

De rechtbanken gingen in de zomer van 2023 uit van twee mogelijkheden: de derdelanders hadden moeten vertrekken per 4 september 2023 of mochten blijven tot maart 2025. ’Maar de Afdeling bepaalde dat de RTB van de derdelanders op 4 maart 2024 van rechtswege, dus zonder besluit van de IND, zou eindigen. Sommige rechtbanken noemden dit een konijn uit de hoge hoed. Daar zat heel veel onvrede in. De rechters vroegen zich af: waar komt dit vandaan? Dit was voor sommige rechtbanken de aanleiding om er niet in mee te gaan’, aldus Robert. ‘Je kunt niet de Afdeling negeren. Maar je kunt als rechter wel zeggen: ‘ik snap het niet’, of, ’ik zie dat anders’.  In dit geval waren rechters het oneens met de Afdeling en dat gebeurt niet heel vaak.’

De rechtbank in Amsterdam besloot in april vragen te stellen aan het Europese Hof. Waarom deed de rechtbank dat?

‘Op het moment dat je het over de Europese regels hebt en hoe die moeten worden uitgelegd, is er een andere hogere rechter. En dat is niet de Afdeling, maar dat is het Hof van Justitie van de EU in Luxemburg’, aldus Robert. De rechtbank Amsterdam had twijfels over de uitleg van de Europese regels. Na de rechtbank van Amsterdam besloot ook de Afdeling vragen te gaan stellen. ’Waar het om draait in deze vragen is of  het recht op tijdelijke bescherming van deze groep eerder mag eindigen dan voor de Oekraïners. Daar gaat het eigenlijk nu om.’

Wat had dit voor consequenties voor de derdelanders?

De staatssecretaris hield lang vast aan het vertrek van de derdelanders. Ze kregen na 4 maart 28 dagen de tijd om Nederland te verlaten. De grootste groep derdelanders zonder andere verblijfsvergunning, lopende asielprocedure of reguliere procedure, moest begin april de opvang van de gemeenten verlaten. Maar door de uitspraken die van elkaar afweken, besloten maar een paar gemeenten dat de derdelanders ook daadwerkelijk uit de opvang moesten vertrekken. Toen de Raad van State ook vragen ging stellen aan het Hof over de situatie van de derdelanders, zag de staatssecretaris geen andere mogelijkheid dan de groep te behandelen alsof deze nog onder de RTB valt, tot de vragen door het Hof zijn beantwoord.

Hoe gaat dat nu verder met de vragen aan het Hof?

De rechtbank Amsterdam en de Afdeling hadden beide gevraagd om versnelde behandeling. Het Hof heeft gelukkig besloten daarmee in te stemmen. Op 3 september staat er in Luxemburg een zitting gepland.

De zaken bij het Hof worden bepleit door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Juristen van het ministerie van Justitie en Veiligheid en de IND vergezellen straks de pleiters van Buitenlandse Zaken om mogelijke vragen van het Hof te beantwoorden. De uitspraak van het Hof komt dus weer terug bij rechtbank Amsterdam en bij de Afdeling. Robert: ‘Die moeten dat dan vertalen naar de Nederlandse rechtspraktijk. De Afdeling zal dan uiteindelijk uitspraak doen en uitleggen welke gevolgen de uitspraak van het Hof heeft voor de derdelanders. Maar ook al is er een uitspraak, we verwachten dat dit nog wel veel werk zal opleveren, omdat er nog veel procedures bij rechtbanken openstaan. En die moeten worden afgewikkeld.’

Hoe is deze situatie voor de derdelanders?

‘Dat het hele proces maar door blijft gaan, dat is voor de derdelanders heel erg belastend geweest’, aldus Ilse. ‘Elke keer weer een nieuwe datum, weer een periode van onzekerheid. Zij konden zich, denk ik, daardoor niet heel erg goed neerleggen bij het besluit en ik snap dat heel goed. Elke keer ontstaat er weer onduidelijkheid en wordt er weer flexibiliteit van hen verwacht. We hopen dat er na de zitting van 3 september snel een uitspraak van het Hof komt en duidelijkheid voor iedereen.’

Aanmelden VreemdelingenVisie

Wil je de VreemdelingenVisie voortaan in je mailbox ontvangen? Meld je dan aan bij de redactie en je krijgt een bericht als er een nieuwe editie van VreemdelingenVisie is gepubliceerd.